Luchtdruk en stroming tot 9 dagen vooruit
Luchtstroming en temperatuur (700hPa vlak)
Luchtstroming en temperatuur
Luchtdruk en weer
De luchtdruk die in de meteorologie gemeten wordt is belangrijk voor de meteoroloog om te achterhalen waar zich belangrijke druksystemen zoals lage- en hogedrukgebieden bevinden. Uit het analyseren van de luchtdrukwaarden die tot zeeniveau zijn herleid, kan men een weerkaart met isobaren tekenen. Isobaren zijn lijnen met een gelijke luchtdruk. Uit het isobarenpatroon kunnen de kernen van hoge- en lagedruk gevonden worden. Uit dit patroon kan tevens een idee over de windrichting en windsnelheid verkregen worden. De meeste barometers hebben aanduidingen als "mooi", "bestendig", "veranderlijk", "regen" en "storm". Het weer kan echter heel anders zijn dan de barometer aanwijst. Die vermeldingen dateren uit vorige eeuwen, toen er nog weinig bekend was over het verband tussen het weer en de luchtdruk.
Wanneer warme lucht opstijgt, koelt het af en verspreidt het zich. Eenmaal afgekoeld, begint de lucht terug te zakken naar de aarde. Waar warme lucht opstijgt, ontstaat een gebied van lage druk. Waar lucht daalt, vormt zich een gebied van hoge druk. Doordat de atmosfeer voortdurend bezig is met het zoeken naar een evenwicht, beweegt er lucht naar gebieden met lage druk vanuit gebieden met hogere druk. Deze beweging van hogedrukgebieden naar lagedrukgebieden noemt men wind. De wind waait om de hoge- en lagedrukgebieden heen. Om een hogedrukgebied met de wijzers van de klok mee, om een lagedrukgebied precies andersom.
In hogedrukgebieden daalt de lucht langzaam van hoog in de atmosfeer naar beneden. Omdat de dalende lucht daarbij opwarmt, lossen wolken vaak op en wordt het dus mooi weer. In Nederland is dat overigens niet altijd het geval. Als een hogedrukgebied ten zuiden of westen van ons land ligt, waait de wind vanaf de Noordzee en neemt daarbij vaak eindeloze, saaie wolkenvelden met zich mee. In koude winters en warme zomers ligt er vaak een hogedrukgebied boven Scandinavië. Omdat de wind met de wijzers van de klok meedraait, komt de wind dan uit het continentale oosten. Een hoge druk van bijv. 1030 of 1040 hectoPascal (hPa) betekent dus lang niet altijd zonnig weer. Het kan dan ook mistig zijn of regenen. Meestal blijft de neerslag bij een hoge luchtdruk beperkt tot hooguit enkele millimeters, maar er zijn situaties voorgekomen dat er bij een luchtdruk van 1030 hPa uit een lokale bui 10 tot 15 millimeter viel.
Lagedrukgebieden zorgen doorgaans voor slecht weer, zeker als ze op enige hoogte gevuld zijn met koude lucht. Omgekeerd kan het in een lagedrukgebied zonnig, droog en rustig weer zijn. Het hangt er vooral vanaf waar het centrum van het drukgebied ten opzichte van het land ligt. Afhankelijk daarvan kunnen we in vochtige lucht met bewolking of mist terechtkomen of juist te maken krijgen met droge lucht en zonnig weer. De kracht van de wind in een bepaald gebied wordt bepaald door de verschillen in luchtdruk. Als die verschillen over een grote afstand klein zijn zal het weinig waaien en dan maakt het niet uit of de luchtdruk in dat gebied hoog of laag is.
Toch is de kans op neerslag bij een lage luchtdruk in het algemeen groter is dan bij hoge druk. Uit vergelijkingen van dagelijkse aflezingen van de barometer en het weer blijkt de kans op neerslag bij een lage luchtdruk van 990 hPa 80% te zijn. Dat betekent dat er in acht van de tien gevallen regen of sneeuw valt. Bij een stand van 1000 hPa is de neerslagkans 70%, bij 1010 hPa 40%, bij 1020 hPa 20% en bij een hoge druk van 1030 hPa slechts 10% Over het algemeen, bij een windrichting tussen noord-west en zuid-west, Indien de luchtdruk boven de 1013 hPa (Hoge druk) komt is de kans op veel neerslag klein. Indien de luchtdruk onder de 1013 hPa (Lage druk) komt is de kans op bewolking en neerslag groot..
Snelle veranderingen van druk gaan meestal vergezeld van veel wind of zijn de voorbode van een storm. Als de stand van de barometer snel oploopt of daalt betekent dat meestal dat het weer gaat veranderen. Uit onderzoek naar het verband tussen de barometerstand en het weer blijkt dat in 80% van de gevallen een stijgende luchtdruk tot een weersverbetering leidt en een dalende luchtdruk tot slechter weer.
Hoogtekaarten: 300 hpa vlak ligt op 9 km hoogte. Veel geraadpleegd door piloten.
500 hpa Vlak ligt op 5.5km hoogte. Waar bevind zich de straalstroom. Duidelijk is dan de eventuele Westcirculatie te zien. Deze bepaald de hoge en lage druk gebieden. Waar de hoogtelijnen dicht bij elkaar liggen kantelt het vlak sterk en daar vinden we ook de zogeheten straalstromen. Tijdens een zeer sterk slingerend (meanderend) straalstroompatroon is er vaak sprake van lange tijd hetzelfde weer. Hoge en lagedrukgebieden blijven lang op dezelfde plaats liggen. Het luchtdrukpatroon is dan blokkerend. Ligt zo'n blokkade met een hogedrukgebied boven Noord-Europa is dat leuk voor winterliefhebbers, want dat betekent dan koud weer.
700 hpa Vlak ligt op 3km hoogte.
850 hpa Vlak ligt op 1450m hoogte.
1000 hpa vlak ligt op tussen 0 – 350m. Bij een luchtdruk van 1000 hpa of lager ligt het 1000hpa vlak op 0m en bij 1040 hpa op 350m
|