Een luchtmassa ontstaat als lucht gedurende langere tijd in een gebied verblijft en daardoor homogene eigenschappen aanneemt. Het weer in Europa staat onder de invloed van vier luchtmassa's.
Onze polair-maritieme lucht (Pm) is afkomstig van boven de Arctische oceaan en beweegt zich, vooral in de winter, zuidwaarts. Deze lucht kan vanuit het noordwesten komen en koud weer meebrengen, samen met regen en korte opklaringen. Indien de lucht via een langere route over de Atlantische Oceaan aankomt kan er meer vocht worden opgenomen. Koel, bewolkt en vochtig weer komt vanuit het zuidwesten. Pm-lucht komt soms uit het noordoosten en brengt koud regenachtig weer mee met sneeuw. Dit weer is kil en gaat vaak gepaard met koude noordelijke wind.
Koude, droge polair-continentale lucht (Pc) ontstaat in de winter boven de ijsvlaktes van Noord-Azië. Wanneer deze lucht zich naar West-Europa uitbreidt krijgen we extreem koud maar helder weer.
Koude massa is een relatief koude luchtsoort die over een warmer oppervlak strijkt. Een koude massa warmt op aan de onderzijde en dat kan uitdraaien op onstabiliteit.
Warme, vochtige tropisch-maritieme lucht (Tm) bevindt zich boven de Azoren en komt Europa binnen vanuit het zuidwesten. In de winter betekent dit mild bewolkt weer. In de zomer wordt deze lucht droger wanneer die zich boven Europa bevindt en zorgt voor heldere zonnige dagen.
Warme massa is een relatief warme luchtsoort die over een kouder oppervlak strijkt. Een warme massa koelt aan de onderzijde af en neigt dus naar stabilisatie.
Zuid-Europa staat onder invloed van tropisch-continentale lucht (Tc) uit de Noordafrikaanse woestijnen. Deze lucht beweegt noordwaarts en zorgt voor de hete en droge zomer aan de Middellandse Zee.