Hondsdagen (20 juli – 20 augustus)
De dagen van omstreeks 20 juli tot rond 20 augustus worden de Hondsdagen genoemd. In deze periode komt de heldere ster Sirius van het sterrenbeeld De Grote Hond gelijk met de zon op. De Grieken en Romeinen zagen dit als de periode van de grote hitte. Ook voor ons land gaat dat op: deze tijd is de warmste van het jaar. 's Middags is dan zo'n 19 tot 24 graden heel normaal. De warmte kan gemakkelijk voeding geven aan onweersbuien met veel regen. Een vochtig warm, broeierig weertype met zo nu en dan een paar stevige buien is karakteristiek voor de Hondsdagen.
Voor onze voorouders, die nog niet over koelkasten beschikten, was dat ook de tijd waarin etenswaren sneller waren bedorven.
Kortste / langste dag
De dagen rond 21 december, wanneer volgens de astronomische kalender de winter begint, zijn de kortste dagen van het jaar. Pas rond kwart voor negen in de ochtend komt de zon op en 's middags rond half vijf gaat zij weer onder. De hoeveelheid zon die de atmosfeer op de kortste dag ontvangt, is 85% minder dan op de langste dag, rond 21 juni.
Dit verschil danken we niet alleen aan de grotere daglengte, maar hangt ook samen met de hogere zonnestand. Hoe hoger de zon aan de hemel, hoe kleiner het oppervlak dat door een stralenbundel verlicht wordt en hoe hoger de temperatuur.
Toch zijn 21 juni en 21 december meestal niet de warmste en koudste dagen. Het geheel van atmosfeer, continenten en oceanen reageert vertraagd op veranderingen in de hoeveelheid warmte. Daardoor valt de warmste dag in De Bilt gewoonlijk niet op 21 juni, maar ongeveer een maand later. Die data lopen van plaats tot plaats uiteen door verschillen tussen water en land, omdat water veel langzamer op temperatuurveranderingen reageert dan lucht en land. Plaatsen aan zee beleven gemiddeld later in het jaar hun warmste en koudste dag.
Oudewijvenzomer
Een periode met mooi najaarsweer wordt ook wel oudewijvenzomer genoemd, maar over de datering van dit begrip bestaan verschillende interpretaties. Volgens oude gezegden mag alleen warmte rond 8
november zo worden genoemd, maar volgens klimatologen gaat het om warme dagen tussen 17 en 25 september. Oorspronkelijk komt het begrip uit de Noordse of Germaanse mythologie, waarin noodlotsgodinnen wevend of spinnend werden afgebeeld. Ze beeldden daarmee de menselijke levensdraden uit. De term oudewijvenzomer is waarschijnlijk terug te voeren op een vrouwelijke watergeest met lange witte haren. Later werd het toegeschreven aan oude breiende vrouwen en aan veldspinnen die bij rustig nazomerweer lange draden maken.
De verwarring is begrijpelijk want het najaar kent verschillende oplevingen van de zomer met uiteenlopende benamingen. In Nederland en Vlaanderen wordt een zomerse periode rond 29 september wel Sint Michielszomertje genoemd, begin oktober heet dat kranenzomer, rond 11 oktober Sint Gommaruszomertje en 11 november spreekt men van de Sint Maartenszomer.
Het warme najaarsweer hangt samen met een hogedrukgebied boven Midden-Europa, waardoor de wind in West-Europa uit het zuiden waait. Daarmee wordt warme lucht aangevoerd uit het gebied van de Middellandse Zee, waar in oktober en november nog temperaturen van 25 tot 30 graden mogelijk zijn. In ons land wordt de 25 graden in oktober soms nog overschreden en in november ligt die grens bij 20 graden. Het mooie nazomerweer kan meer dan een week aanhouden. Meestal leidt het rustige weer
's avonds wel tot mist, die door de afnemende kracht van de zon ’s ochtends steeds langzamer verdwijnt en zich soms de hele dag weet te handhaven.
Schaapscheerderkoude (5-20 juni)
De Schaapscheerderkoude is een koude periode in juni, doorgaans tussen 18 en 14 juni, die wel alles met schapen te maken heeft. Zomerweer in juni houdt zelden de hele maand stand. Meestal draait de wind na de eerste zomerse of zelfs tropische dagen van zuid naar noordwest of noord. Daarmee stroomt aanzienlijk koelere lucht uit het Noordzeegebied Europa binnen. Boven de nog relatiefkoude Noordzee ligt dan vaak een grijs wolkendek of een mistgebied dat met de noordwestelijke stroming onze kant op komt. De felle juni-zon maakt dan plaats voor een grijs wolkendek en zeker in de wind is het ronduit koud. Zo'n weersomslag
van warm en zonnig naar koel en somber is in juni niet ongewoon. Vooral rond het midden van de maand moeten we het vaak bezuren.
Schaapscheerders maakten vroeger van deze grijze koele periode gebruik om de schapen te scheren, vandaar de benaming Schaapscheerderkoude. Meestal houdt dat koele en sombere weer wel enkele
dagen aan, zodat de kale huid van de schapen niet blootgesteld wordt aan de felle zon.
onderzoek blijkt dat de Schaapscheerderkoude in ons land doorgaans
IJsheiligen (11-14 mei)
IJsheiligen is een van de oudste en bekendste begrippen uit de volksweerkunde. De eerste berichten over Sint Mamertus, Sint Pankratius, Sint Servatius en Sint Bonifacius dateren van rond het jaar 1000. Ze vieren hun naamdagen op achtereenvolgens 11, 12, 13 en 14 mei. De IJsheiligen ontlenen hun benaming aan het gevaar van koud voorjaarsweer voor het gewas, dat in deze tijd in volle bloei staat. Een late vorstnacht kan nu veel schade aanrichten. Het is echter niet zo dat tijdens de IJsheiligen de kans op een overgang naar koud weer groter is dan op andere dagen in het voorjaar. Temperatuursprongen, die onder andere het gevolg zijn van het nog relatief koude zeewater, zijn kenmerkend voor dit hele jaargetijde en kunnen zelfs in juni nog voorkomen. Wel neemt na half mei de kans op vorst sterk af en aan het eind van deze maand zijn temperaturen onder nul uitzonderlijk. In dat opzicht markeren de IJsheiligen meestal de overgang naar een periode met een meer zomers karakter, maar soms begint de zomer al tijdens de IJsheiligen. Zo'n IJsheiligenzomer duurt meestal maar kort, maar het kan dan al behoorlijk warm worden met zomerse temperaturen boven 25 graden.
Zevenslapersdag
Een kou-inval met regen eind juni of begin juli wordt ook wel in verband gebracht met Zevenslapersdag. De benaming Zevenslapersdag is gebaseerd op een legende over zevenjongelingen die vanwege de vervolging van christenen enkele honderden jaren na het begin van onze jaartelling op een berg bij Ephesus (Turkije) in een grot moesten vluchten. Daar vielen ze in een diepe slaap tot ze op, wat toen 27 juni was, werden ontdekt en wakker gemaakt. Regen op Zeuenslapersdag zou garant staan voor
zeven natte weken.
|