4/01/2011 Recordwarm in Groenland, warmste sinds 1870
Terwijl 2010 in Denemarken als geheel kouder was dan normaal en Tórshavn op de Faeröer een jaargemiddelde temperatuur vertoonde van net onder normaal, was het beeld heel anders op Groenland. In Groenland, noteerden de meeste DMI-stations - met uitzondering van het noordoos-telijke station - een recordwarm jaar 2010. Er zijn ook ook veel warmterecords geregistreerd die gebasserd zijn op maandelijkse waarden en seizoensgebonden waarden. De metingen op Groenland van het Deens Meteorologisch Instituut gaan terug tot 1870.De atmosfeer op onze breedtegraad heeft al meer dan een jaar een buitengewoon stromingspatroon te zien gegeven. Het algemene patroon is nu dat Scandinavië en Noord-Europa zeer koude weer hadden en dat het grootste deel van Groenland zacht weer had. Het patroon kan echter zeer snel veranderen en omslaan naar een andere - meer normale - situatie, de verschillende stromingspatronen worden verwoord met "de Noord-Atlantische Oscillatie" (NAO). Zoals de naam al doet vermoeden, is het gekoppeld aan variaties in de atmosferische circulatie (herverdeling van de lucht op grote schaal) in het Noord-Atlantisch gebied.NAO is gedefinieerd als het verschil in luchtdruk tussen de Azoren / Lissabon en IJsland, en de verhoudingsgetallen die daar uit voortkomen wordt de NAO-index genoemd. De NAO trekt veel aandacht, omdat de fluctuaties de systematische veranderingen reflecteren in de weersystemen, namelijk de locatie en de sterkte van de systemen.Een hoge (positieve) NAO-index doet zich voor wanneer er een sterk IJslands lagedrukgebied heerst, samen met een sterk Azoren-hogedrukgebied. Tussen deze systemen in waaien dan sterke westen winden. In de winter, geeft deze situatie koud weer in Groenland en oostelijk Noord-Amerika, terwijl Noordwest-Europa zacht winterweer heeft. Bij een lage (negatieve) NAO-index - zoals in het afgelopen jaar - is het juist het tegenovergestelde: warmte in Groenland en koude in Noordwest-Europa.De NAO-index verandert op alle tijdschalen en is een belangrijke indicator van zowel het huidige weer, als ook de klimaatschommelingen op regionale schaal.
19/01/2011
Het snel verminderen van het zomerijs in de Noordelijke IJszee is niet alleen een zorgwekkend signaal aangaande de opwarming van de aarde, maar het is ook een bedreiging voor het natuurlijke leefgebied van de dieren die zijn aangepast aan dat klimaat en die omstandigheden
Enkele jaren geleden, in 2006, deden enkele Canadese pooljagers een merkwaardige ontdekking: zij hadden een 'ijsbeer' geschoten die niet alleen de normale witte kleur had, maar waarbij in de vacht ook grauwbruine stukken bont voorkwamen. Een DNA-onderzoek bevestigde wat velen al vermoedden: het ging hier om een kruising van een ijsbeer met een grizzly (grijze beer).
Vier jaar later, in 2010, werd in het westelijke Canadese poolgebied een beer geschoten met vergelijkbare uiterlijke kenmerken. Ditmaal bleek het om een tweede generatie van een kruising te gaan: de vader was een grizzly, de moeder moet een kruising van een ijsbeer met een grizzly zijn geweest.
Dit zijn bepaald niet de enige voorbeelden van kruisingen tussen soorten die vele duizenden jaren geïsoleerd van elkaar hebben geleefd en waarbij menging dus niet voorkwam.
Maar nu het zomerzeeijs in het Noordpoolgebied in angstwekkend snel tempo verdwijnt, is dat aan het veranderen. Kruisingen zijn bijvoorbeeld ook gevonden bij verschillende walvis- en bruinvissoorten. Nu grote ijsmassa's die altijd een natuurlijke barrière vormden, meer en meer verdwijnen en pooldieren door de klimaatverandering worden gedwongen om (in de zomer) een ander leefgebied op te zoeken, zullen ze een deel van het jaar samen met andere soorten doorbrengen. Bij vermenging van de genen zou het wel eens kunnen zijn dat juist die eigenschappen gaan verdwijnen die de dieren geschikt maakt om te overleven in een landschap van sneeuw en ijs. Op zichzelf behoeft een kruisingsproduct niet op voorhand negatief te worden beoordeeld. In het verleden zijn kruisingen ook altijd onderdeel van het evolutionaire proces geweest en soms leverde dat resultaten op die beter waren aangepast aan de nieuwe omstandigheden. Maar ditmaal gaat het niet om een door de natuur veroorzaakte verandering, maar om een (door de mens veroorzaakte) verandering die buitengewoon snel verloopt. En daardoor zal het waarschijnlijk leiden tot hybrides zonder meerwaarde. Zo is bekend van kruisingen van een ijsbeer en grizzlyberen in een Duitse dierentuin, dat deze dieren nog wel jaaggedrag kennen dat vergelijkbaar is met de ijsbeer, maar dat de hybrideberen veel minder goed kunnen zwemmen dan de ijsbeer. Het is daarom waarschijnlijk dat het uitsterven van de ijsbeer en andere kwetsbare soorten door deze ontwikkeling zal worden versneld. Om dat verlies aan biodiversiteit te voorkomen zal snel actie moeten worden ondernomen.
Prioriteit nummer een is dan om het zeeijs in de zomer zoveel mogelijk te behouden.
In de afgelopen paar jaar is al een aantal malen de vraag opgeworpen of de ijsbeer het einde van de eeuw zal halen. In 2007, toen de hoeveelheid september-zeeijs tot een dramatisch dieptepunt was geslonken, kopte een dagblad in Alaska (The Anchorage Daily News) dat het vrijwel onafwendbaar was dat de natuurlijke habitat van de ijsbeer al ruim voor het einde van de eeuw zou zijn verdwenen en dat het dier daardoor gedoemd was om uit te sterven.
Alleen in dierentuinen zouden nog enkele exemplaren overblijven. In dat krantenartikel werd er, mede gelet op het enorme verschil in septemberijs tussen 2006 en 2007, van uit gegaan dat de hoeveelheid zeeijs een kritisch kantelpunt was gepasseerd, en, door het 'albedo-effect onherroepelijk zou verdwijnen. Dit ongeacht de maatregelen die men van nu af aan zou nemen om de uitstoot van broeikasgassen te beperken. Met dat albedo-effect wordt het volgende bedoeld:
sneeuw en ijs kaatsten veel meer zonlicht terug dan water (sneeuw en ijs hebben een groter albedo).
Wanneer er meer(zomer)ijs verdwijnt, wordt er meer warmte door het water opgenomen, waardoor het afsmelten zichzelf versterkt. Volgens sommigen zou, zodra het zomerijs beneden een kritische drempelwaarde komt, een totale smelt in de volgende jaren onafwendbaar zijn.
21/01/2011
De ijskap van Groenland is nog niet eerder in een zomerseizoen zoveel geslonken als in het afgelopen kalenderjaar 2010. Dit blijkt uit een studie van het in New York gevestigde Cryospheric Processes Laboratory, waaraan ook onderzoekers van de Utrechtse universiteit hebben meegewerkt.
De smeltperiode begon ongewoon vroeg eind april en eindigde ongewoon laat half september. Met name op het zuidelijk deel van Groenland lag het aantal dagen met afsmelt zo'n 50 dagen boven het langjarig gemiddelde.
Zomertemperaturen van 3 graden boven 'normaal' en minder sneeuwval dan gewoonlijk droegen bij aan het record aan afsmelt. Over de laatste 30 jaar neemt het oppervlakte waar afsmelt plaatsvindt met zo'n 17.000 km2 per jaar toe. Op langere termijn kan dit leiden tot een aanzienlijke verhoging van het zeeniveau wereldwijd.
08/02/2011
De ijsbedekking in het noordpoolgebied was de laagste voor de maand januari sinds de stellietmetingen zijn begonnen in 1979. De A.O.-index is in de sterk negatieve fase gebleven voor het grootste deel van de maand, waardoor de ijshoeveelheid laag is gebleven.
Het arctische zeeijs was gemiddeld over januari 2011 13.55 miljoen vierkante kilometer. Het was 50000 vierkante kilometer onder het recordminimum van 13,60 miljoen vierkante kilometer in 2006, en 1, 27 miljoen vierkante kilometer onder het gemiddelde van 1979-2000.
De ijsbedekking was in januari 2011 ongebruikelijk laag in de Hudson Bay, de Hudson straat (tussen zuidelijke Baffin Island en Labrador), en de straat Davis (tussen Baffin Island en Groenland). Normaal zou het water in deze gebieden eind november bevriezen, maar dit jaar wilde de Hudson Bay niet volledig bevriezen tot medio januari. De Labrador Zee blijft zelfs nog grotendeels ijsvrij.
06/07/2011
Niet alleen door klimaatverandering opgewarmde lucht doet de smeltsnelheid van het ijs in de buurt van de Polen toenemen, vooral wordt het ijs aangetast door het warmere water, dat onder het ijs doorstroomt, zo meldt een nieuwe studie.
Toename van smeltend ijs op Groenland en delen van Antarctica is gemeld als gevolg van opwarming van de aarde, waardoor de zeespiegel stijgt. Te weinig aandacht heeft men besteed aan de gevolgen van warmer water onder het ijs.
Terwijl drijvend ijs dat smelt het zeeniveau niet verhoogt, zal ijs dat vanaf vasteland de zee instroomt en vaak onder water terecht komt, het peil wel verhogen.
Opwarming van het oceaanwater is zeer belangrijk in vergelijking met atmosferische opwarming van de aarde omdat water een veel grotere warmtecapaciteit dan lucht heeft. Als je een ijsblokje in de kamer in warme lucht legt dan zal het in enkele uren smelten, maar als je het in een kopje warm water legt, zal het verdwijnen in slechts enkele minuten."
Als drijvend ijs langs de kustgebieden smelt zal het de stroom van gletsjers versnellen, waardoor meer ijs in de zeeën terecht komt.
Dit betekent dat zowel Groenland als Antarctica waarschijnlijk sneller gaan smelten dan de wetenschappelijke gemeenschap eerder gedacht heeft,
Iets onder het oppervlak van de oceaan rond Groenland kan het water maar liefst 2° Celsius toenemen tot 2100. De opwarming van de kust van Antarctica zou iets minder stijgen, ze berekenden 0,5° Celsius.
Het oceaanwater warmt op om dezelfde reden als dat de atmosfeer opwarmt: de uitstraling van warmte wordt belemmerd door de broeikasgassen. De oceaan heeft veel warmtecapaciteit en kan dus veel warmte opslaan waardoor de opwarming van de bovenste laag getemperd wordt. Daarentegen zal het ook weer veel langer duren voordat de oceaan afgekoeld is als er weer normale broeikasgasverhoudingen zouden zijn met de overige gassen in de atmosfeer. Voorlopig is er geen sprake van afname van concentratie van broeikasgassen, fossiel CO2 in de atmosfeer neemt jaarlijks toe en daarmee ook het totaal aan CO2.
Bron: VWK
09/07/2011
Het wegsmelten van ijs in het noordpoolgebied gaat dit jaar bijzonder snel. De omvang van het ijs aan de noordpool was nog nooit zo laag als in begin juli van dit jaar. Dit is bekend gemaakt door de Universiteit van Washington. De metingen zijn begonnen in 1979 en sindsdien neemt het oppervlak van vooral zomerijs gestaag af gemiddeld genomen.
10/09/2011
Het oppervlak aan Noordpoolijs is dit jaar weer bijzonder laag, iets lager zelfs al dan in het recordjaar 2007. Het volume van het Noordpoolijs ligt steeds al onder het minimum van 2007. Het is duidelijk inmiddels dat de trend naar een ijsvrije Noordpool aan het eind van de zomer -of zelfs in de zomermaanden - onafwendbaar lijkt te worden. De verwachting is dat de Noordpool tussen 2015 en 2020 ijsvrij zal zijn.