01/03/2018
Nu blijkt uit recent onderzoek van de NASA dat de zeespiegel in de jaren 90 vorige eeuw ongeveer 2,5 millimeter per jaar steeg. Inmiddels zitten we op 3,4 millimeter per jaar. De stijging versnelt dus. Deze versnelling maakt het erg moeilijk om een goede verwachting te geven over de snelheid van de zeespiegelstijging over 100 jaar. Onderzoek waarbij gekeken wordt naar lange tijdseries (meer dan 30 jaar) is dan ook erg belangrijk om betere verwachtingen te ontwikkelen voor de toekomst.
De stijging lijkt miniem op korte tijdsschaal, het gaat om 3 millimeter per jaar. Toch is dit één van de grootste bedreigingen van klimaatverandering. Recente onderzoeken laten namelijk zien dat de stijging versnelt en dat er elk jaar circa 0,08 millimeter bijkomt. Deze versnelling heeft op een langere tijdsschaal een drastisch resultaat, het levert rond het jaar 2100 circa 1 centimeter per jaar op. En dan gaat het hard. Zeker ook in aanmerking genomen dat heel veel grote wereldsteden aan zee liggen. Ook veel arme gebieden, die amper mogelijkheden hebben om zich te verweren door middel van dijken, liggen dicht bij de zee. Denk maar aan grote delen van bijvoorbeeld Bangladesh.
04/03/2018
Regelmatig is te lezen dat het leven in de oceanen het almaar moeilijker krijgt. Daarbij is tot nu toe vooral aandacht geweest voor de problemen die worden veroorzaakt door de opwarming van het oceaanwater, de plastic ’soep’ en door de voortschrijdende verzuring. Deze factoren zijn niet alleen desastreus voor het koraalrif maar ook voor vele andere mariene organismen. Naast deze drie factoren is er echter nog een vierde - tot nu toe onderbelichte - factor: de dalende hoeveelheid zuurstof in het water. Sinds het midden van de vorige eeuw is het zuurstofgehalte van de open oceaan voortdurend afgenomen en in de kustzones van dichtbevolkte gebieden zijn grote gebieden ontstaan waar het water arm is aan zuurstof. Belangrijke oorzaak van de afname van het zuurstofgehalte is de grote hoeveelheid voedingsstoffen die wordt geloosd door de mens en die uiteindelijk in de zee terechtkomt. Maar ook andere factoren, waaronder het warmere zeewater spelen een rol.
Daarnaast komt er zuurstof in het water als planten, wieren en algen CO2 omzetten in organische verbindingen. Maar dat kunnen ze alleen met behulp van licht. Op grotere diepte (waar nauwelijks licht kan doordringen) en als het nacht is, gaan ook deze organismen juist zuurstof gebruiken.
En als ze doodgaan is er zuurstof nodig om ze af te breken. Zo kan er na een algenbloei gemakkelijk zuurstofarm water ontstaan door de afbraak van grote hoeveelheden dode algen.
Wat vooral naar voren komt is dat het zuurstofgehalte een dalende lijn vertoont sinds tenminste 1950 (van voor 1950 zijn er onvoldoende waar nemingen om daarover een gefundeerde uitspraak te doen). In de ‘open’ oceaan (op ruime afstand van de kustzones) is de totale hoeveelheid opgeloste zuurstof met 2% afgenomen. Die afname lijkt niet groot, maar die 2% is een gemiddelde. En juist op plaatsen waar het zuurstofgehalte toch al gevaarlijk laag was, is de afname sneller gegaan. Zo is het oceaanoppervlak met een minimum hoeveelheid zuurstof toegenomen met 4,5 miljoen vierkante kilometer, een oppervlak gelijk aan dat van alle EU-landen samen. En het oppervlak waar het oceaanwater vrijwel zuurstofloos is, is sinds 1950 vier keer zo groot geworden. Daarnaast is het ook slecht gesteld met het water in de kustzones. Dit, met name op die plaatsen waar rivieren met vervuild of voedselrijk water in zee komen. Die vervuiling en verrijking van het water kan worden veroorzaakt door de aanvoer van (ongezuiverd) rioolwater en door uitgespoelde stikstof en fosfaat uit de landbouw. In eerste instantie zal de aanvoer van die voedingsstoffen de groei van allerlei organismen bevorderen, maar vervolgens is voor de afbraak ervan meer zuurstof nodig dan er wordt aangevoerd door uitwisseling met de lucht, fysisch transport en door fotosynthese. Met zuurstofarme kustwateren als gevolg.
Wat de open oceaan betreft is de mondiale opwarming van het oceaanwater de meest waarschijnlijke oorzaak van het afnemend zuurstofgehalte. Die opwarming zorgt op drie manieren voor een lager zuurstofgehalte. Ten eerste is zuurstof minder goed oplosbaar in warmer water, ten tweede betekent een opwarming van het oppervlaktewater dat de stratificatie toeneemt en ten derde gaan allerlei omzettingsprocessen sneller bij een hogere temperatuur, met een hoger zuurstofgebruik tot gevolg. Al met al kan men dus niet zeggen dat het dalende zuurstofgehalte een direct gevolg is van menselijke activiteit, maar wel een indirect gevolg: door de uitstoot van broeikasgassen warmt de aarde op en dit zorgt dan weer voor warmer (oppervlakte)water.
Data laten een sterke correlatie zien tussen de door de oceanen opgenomen warmte (OHC; ocean heat content, zie ook het decembernummer van Weerspiegel) en het dalende zuurstofgehalte.
In de kustzones is menselijke activiteit op een veel directere manier de oorzaak van het in toenemende mate zuurstofarme water. Hier is de belangrijkste oorzaak de verrijking van het water met voedingsstoffen
, vooral stikstof en fosfaat en ook organisch stoffen. Globaal een kwart van die stikstof en fosfaat is afkomstig van het rioolwater, driekwart is uitgespoelde kunstmest, die via het oppervlaktewater en de rivieren in zee terechtkomt. Je zou kunnen zeggen dat dit vergelijkbaar is met de vermesting van de landnatuur door stikstofdepositie (uit de veehouderij en door het verbranden van fossiele brandstoffen) vanuit de lucht.
Al die voedingsstoffen in het water stimuleren de groei van de algen en wanneer deze doodgaan en naar dieper water zakken is voor de afbraak ervan extra zuurstof nodig. Of de diepere waterlagen daadwerkelijk zuurstofarm of praktisch zuurstofloos worden, is afhankelijk van de specifieke situatie ter plaatse. Vooral daar waar weinig uitwisseling is met vers, zuurstofrijker (oppervlakte)water, zijn problemen te verwachten. Zo zien we bijvoorbeeld dat aan de oostkust van de V.S. de Chesapeake Baai, die slechts een kleine opening naar zee heeft, ieder jaar gebieden ontwikkelt met weinig of nauwelijks zuurstof. Dit betreft dan steeds het zomerseizoen, de periode met de snelste algengroei.
Bij de nabijgelegen, maar daarentegen veel opener Delaware Baai, zien we die zuurstoftekorten niet, terwijl de verrijking met voedingsstoffen in beide baaien vrijwel gelijk is, maar in de Delaware Baai is er wel voortdurend verversing met zuurstofrijker oceaanwater.
Aan de andere kant van de aardbol blijkt dat in de baai bij de miljoenenstad Manilla vooral zuurstoftekort ontstaat in de tijd van de natte ZW-moesson, wanneer door de overvloedige regenval meer voedingsstoffen in de baai spoelen, terwijl door het vele zoete water ook de stratificatie toeneemt.
Dichter bij huis is de Oostzee een kritiek gebied. De Oostzee kan worden gezien als een grote binnenzee met maar weinig wateruitwisseling met de oceaan. Gedurende de zomers treedt hier, mede door de lange dagen, op uitgebreide schaal algenbloei op. Als deze algen later in de
Bron: VWK Weerspiegel
|